's Dichters ideaal
O, een dichter wild' ik wezen,
Ja, een dichter wild' ik zijn!
Als een dichter wild' ik sterven
Met een hart vol minnepijn!
In 't bezit der hoogste weelde
Van een eeuwig minnend hart,
Wil ik met geen ander wapen
Strijden tegen liefdesmart.
Niet het koppig steeds aanbidden
Van een', die ge dag'lijks ziet.
Maar het hemelhoog verafgoön
Van een liefd', al ziet g'r niet!
Dat zij steeds eens dichters streven,
Waar zijn levensgeur uit stijg',
En'k bemin, al ben'k verzekerd,
Dat ik toch mijn loon nooit krijg.
Maar met 't groeien van mijn smarten
Staat mijn liefde hecht en sterk.
Oog vol weemoed, hart vol liefde,
Dat*8 des dichters dag'lijksch werk