1?
onder meer of minder zure opmerkingen van den
Dikke, den beker te beschouwen.
Dries steekt zijn neus in de lucht en snuift:
„Poffertjes". Ja waarachtig, hij had gelijk.
Indianengang richting poffers, langzaam gaat het
voorwaarts, door de dichtopeengepakte menigte.
Nous voila!
Phoe, wat is het warm, en vol; daar komen
plaatsen vrij: wij als een werwelwind er op af.
Een vol uur wisten we daar zoek te brengen in
een beignets-, poffers- en wafelen-kwalmbij een
steeds stijgende temperatuur. Het was niet meer
te harden.
Nu maar weer een wandelingetje gepakt om op
te frisschen.
We gaan nog niet naar huis!
Nog lang niet, nog lang niet! enz.
Waarheen dan? „Naar Gframsma"! Kolossief-idee
In een minimum van tijd is de heele geschiedenis
boven in de groote achterzaal. Er heerscht een
volslagen d. neen, toch niet, één lampje
brandt nog. Hoe aangenaam wellicht voor velen,
zóó konden we toch niet blijven zitten. De rest
van de verlichtingsmiddelen wordt ontstoken. Een
van de dames is zoo vriendelijk voor het klavier
plaats te nemen en het overige gezelschap danst
natuurlijk.
In de pauzen tusschen de dansen worden eenige
voordrachten of zangnummertjes ten beste gegeven,
en dit alles zonder „Zaaiert".
Langzamerhand (het is 3 uur geworden) wordt
een kentering merkbaar. Opbreken, voor dat het
2