158 'tbegin niets begrijpende, had hij haar toch geen enkele maal in de rede gevallen. Maar ten laatste had hij den zin begrepen van deze lijdensgeschie denis. En hij wist dat hij ook zoo zon handelen. Met groote kalmte sprak hij „Is dat alles, Mary? En jij wou verstandiger zijn dan dat meisje? En willens en wetens ons levensgeluk vernietigen?" Zij waren beiden thans aan de heftigste ontroering ten prooi. Haar antwoord zou over hun beider toekomst beslissen. „Neen, maar ik mocht toch geen pressie op je uitoefenen; toen mijn vader in November bijna al zijn geld verloor, merkte niemand het. Wij hadden zooals je wel weet, nooit groot geleefd. Ik was achttien, het wekte dus geen bevreemding dat ik van kostschool afging. En wat jou betreft, Tom, ik wreet, dat je ouders ook niet rijk zijn, en jullie zijn met je vieren. Schreef ik je, wat er gebeurd was, dan wist ik, dat je zou handelen als de jonge man uit mijn verhaal; en daar mag ik je toch niet aan blootstellen Tom, want voor jou als officier zou de toekomst nog veel troosteloozer zijn. Bij deze laatste woorden stond Mary op. Zij wankelde meer dan zij lieptoen zij in de richting van de deur ging. En laat me nu gaan Tom, ik kan niet meer" Juist bijtijds ving Tom het uitgeputte meisje in zijne armen op; hij droeg haar naar de divan, knielde voor haar neer en, terwijl hij zachtjes hare doodsbleeke wangen streelde, fluisterde hij:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1912 | | pagina 214