LXXI
Op 20 Februari 1893 volgde zijne benoeming tot
Kapitein van den Generalen Staf, adjunct van den
Chef van den Staf in genoemde Linie, terwijl hij
van 1 November 1895 tot einde November 1900
de Directie voerde van de Militaire Verkenningen,
bij het nederleggen van welke betrekking hij eene
bijzondere tevredenheidsbetuiging van den Minister
van Oorlog ontving.
Tot einde December 1901 diende de Kapitein van
den Brandeler bij het Regiment Grenadiers en
Jagers, om daarna belast te worden met het bevel
over een Bataljon van het 2de Regiment Infanterie;
den 22sten Maart 1902 werd hij bevorderd tot
Majoor.
In dien rang werd Majoor van den Brandeler
op 1 Mei 1902 overgeplaatst bij het 4de Regiment
Infanterie en vandaar bij het Regiment Grenadiers
en Jagers. Met ingang van 1 Juli 1903 overgeplaatst
bij den Generalen Staf, werd hij bestemd tot Hoofd
der Ilde Afdeeling van het Departement van Oorlog.
Op 22 Maart 1904 volgde zijn benoeming tot Luite
nant-Kolonel.
Op den 16den October 1905 aanvaardde Luitenant-
Kolonel van den Brandeler de betrekking van
Gouverneur der Koninklijke Militaire Academie
met ingang van 1 Mei 1908 werd hij benoemd tot
Kolonel; 1 November 1910 volgde zijne benoeming
tot Generaal-Majoor.
Gedurende zijne militaire loopbaan werden hem
verleend, behalve het onderscheidingsteeken voor
langdurigen dienst als officier, het Ridderkruis
van de Orde van den Nederlandschen Leeuw, het