JAARVERSLAG 1910-1911
CADETTENCORPS.
VAN HET
Op mijne zwakke schouders rust de zware plicht,
het wel en wee van 't Corps in 'tafgeloopen jaar
aan de vergetelheid te ontrukken. Natuurlijk vind
ik het niet onaangenaam al beschouw ik het als
een toevallige bate, die ik echter gaarne in den
koop medeneem dat mèt de geschiedenisook
de geschiedschrijver de onsterfelijkheid verwerft.
Met een gepast gevoel van eigenwaarde meen
ik te mogen opmerken, dat deze onsterfelijkheid
niet voor iedereen is weggelegd.
't Zou er op de K. M. A. anders ook mooi gaan
uitzien. Is er op ons binnenplein reeds niet een
gedrang van onsterfelijken? Wel beginnen de
meesten deerlijk af te takelen: Solon mag wel
eens een neus-, keel- en oorarts consulteeren, en
ook Lycurgus moet noodig in de reparatie. Maar
een groot man heeft immers gezegddat onster
felijkheid hoogstens een paar duizend eeuwen
duurt