LXXX voorts door nog velen onzer, zijn Gouverneur de laatste eer bewees. Spoedig hoorden we dat de Overste Kemper, die ons anderhalf jaar geleden als Eerste-Officier verlaten had, als Gouverneur naar de Academie zou terugkeeren. Op den 9den Maart kwam de benoeming af, en tegelijkertijd werd Z.H.Ed.Gestr. bevorderd tot Kolonel. Dinsdag 21 Maart stond het Cadettencorps aan getreden op het voorplein, om aan zijn nieuwen Gouverneur te worden voorgesteld. De installatie geschiedde door den Inspecteur van het Militair Onderwijs, den Generaal-Majoor Hoogeboom. In treffende woorden herdacht de Generaal de oorzaak van deze plechtigheid, en wees hij het Corps op alles, wat het verschuldigd was aan de nagedachtenis van Jhr. van den Brandeler. „Maar", sprak de Generaal, „het is thans geen tijd om weemoedig te zijn! Met opgewektheid hebt gij, jonge mannen, U te bekwamen voor de belangrijke taak, die U wacht!" Zoo wekte de Generaal Hoogeboom ons op, het onze er toe bij te dragen, het leger hoog te houden en steeds krachtiger te maken. Na het vertrek van den Generaal sprak ook de Gouverneur ons toe. Korten tijd daarna stonden we nogmaals aan getreden op het voorplein. Z. E. de Minister van Oorlog bezichtigde in den morgen van den 24sten Maart de Academie, en het Corps genoot de eer

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1912 | | pagina 90