cxv
oordeelden wetoen we weer in de victoriestad
terug waren en wij alleen door brieven nog aan
de halfgoden wereld werden herinnerd. Tien dagen
was niets.
Na het Kerstverlof kwamen dagen van echt oud-
Hollandschen vorstvan sneeuwballengooien en
schaatsenrijden. Vooral dit laatste werd gedurende
den korten tijd, dat het mogelijk was, druk be
oefend en de Indische Jonkers toonden, dat hun
zonverbrande onderdanen na eenige oefening ook
uitstekend geschikt waren om op sierlijke wijze
over de ijsvlakte te zwieren.
Gestadig aan werd de lucht milder, het weer
zachter en eindelijk kon de winter ook weer af-
presenteeren. De dagen van kommer en ellende
waren echter met den winter niet heengegaan. Te
tweeden male werd de kroon ons van het hoofd
gestootende Senaat trad weer af en dat vlak voor
't assaut, dat hierdoor onmogelijk werd. De moed
ontbrak ons, nogmaals een Senaat te kiezen en
zoo ging het Alkmaarsche cadettenkorps (was het
nog wel een corps?) met Paaschverlofdat het
Kerstverlof in gezelligheid en kortheid nog overtrof,
behalve voor diegenen onder ons, die in 't geheel
niet weg waren geweest! Na onze terugkomst
was iedereen het er over eensdat het zóó niet
langer kon, er moest weer eenheid komen, het
corps moest weer erkend worden. De gemoederen
waren tot rust gekomen en de gekozen „Stille
Senaat" wachtte tot wij weer in staat zouden
worden geacht een Corps te vormen; en eindelijk,
den zevenden Juni, had er weer een officieele