ZIJN BROER.
Machinaal den tijd weghamerende tiktakte de
klok voort, dom regelmatig, zonder ophouden.
Verder hoorde men niets in de groote kamer,
behalve af en toe het bladeren in een boek. Aan
een tafeltje bij 't raam gezeten, sloeg de eigenaar
van dit boek gedachtenloos de vellen omvouwde
de bladen, kreukte de hoeken.
't Was geen opwekkend vak, mechanica, en toch
moest hij het er vóór 2 uur zoo'n beetje in hebben.
Hij wou werken en hij kon niet werken. Zijn ge
dachten waren er immers nog niet bij. 't Was nog
te kort geleden. Paslaat eens zien, pas
twee maanden, ja twee maanden was Herrit nu
al dood. Dan had hij dus nog maar een maand,
één wanhopig korte maand om die enorme speel
schulden van zijn broer te betalenwrant hij moest
ze betalen. Moeder kon hij het niet zeggen. Moeder
zeggendat haar lievelinghaar allesneen
dat ging niet, dat ging nooit en alles, wat hij
doen konzou hij aanwenden om slechts zijn naam
te redden. Alles had hij voor hem willen geven
toen hij nog leefde, dan zou hij nu dit ten minste
doen Wat was hij toch eigenlijk nog jong voor