EEN MOEILIJK GEVAL Ik ken een aardig meisje, Geen schoonheid neen dat niet, Maar toch een lief gezichtje Een snoesjen, als je 'r ziet. Twee rozeroode lipjes, Alleen voor 't kussen goed Dan nog twee schalksche kijkers Vol levenslust en gloed. Voorts donkerbruine lokken, Een neusje beeldig fijn, Zeg, zou er wel op aarde Een liever meisje zijn? Ze heeft ook nog een zusje, Een engel van een kind, En nu is 't juist de questie Wie 'k wel 't aardigst vind. Een keurig mooi figuurtje, Een mondje klein en lief, Ze is steeds gereed tot lachen Die kleine hartedief.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1913 | | pagina 166