EEN MOEILIJK GEVAL
Ik ken een aardig meisje,
Geen schoonheid neen dat niet,
Maar toch een lief gezichtje
Een snoesjen, als je 'r ziet.
Twee rozeroode lipjes,
Alleen voor 't kussen goed
Dan nog twee schalksche kijkers
Vol levenslust en gloed.
Voorts donkerbruine lokken,
Een neusje beeldig fijn,
Zeg, zou er wel op aarde
Een liever meisje zijn?
Ze heeft ook nog een zusje,
Een engel van een kind,
En nu is 't juist de questie
Wie 'k wel 't aardigst vind.
Een keurig mooi figuurtje,
Een mondje klein en lief,
Ze is steeds gereed tot lachen
Die kleine hartedief.