De Bredasche Steenhouwer,
Er was een Jongste-Jaarsdie hoogere-meet voste.
Zijn arbeid was zeer zwaar, hij werkte zelfs van
vijf tot zeven, doch hij verdiende maar vijf-en
tachtig cent in de week en tevreden was hij niet.
Hij zuchtte, omdat zijn arbeid zwaar was en hij
riep: „och, dat ik Tweede-Jaars was, om uit te
kunnen gaan op Woensdag-avond."
En er kwam een gedachte in zijn kuif op en
hij ging naar den sergeant van de plantonwacht
en hij zeide: „de luit heeft gezegd, ik mocht naai
de slaapzaal gaan."
En de sergeant kwam uit de plantonwachtdie
zeide: „het zij, gelijk gij gezegd hebt."
En hij ging naar de slaapzaal en hij ging uit
als Tweede-Jaars.
En de burgers van Breda togen voorbij in hun
bullenpakken en zij zwaaiden met hunne stokken
en droegen dure hoeden.
En als de Jongste-Jaars, die uitging als Tweede
jaars, dit zag, verdioot het hem, dat hij geen
bullenpak had. En tevreden was hij niet.
Hij zuchtte en riep„ik wenschte voor van avond
bul te zijn." En als een haas ging hij naar Peek