27
Wie dwingt je naar de eetzaal heen?
de bel,
Met linkerschoen aan rechterbeen?
de bel,
Wat maakt, dat je op je zenuw'n leeft,
Steeds weg hebt van gekookte kreeft?
het luiden van de bel. (bis.)
Des middags klinkt voor 't middagmaal
de bel;
Als razend ga je aan den haal.
de bel!!
Wat jaagt een schrik op al je leen
En brengt je door het dolle heen?
zes slagen met de bel! {bis.)
Wat luidt als je aan 't wandelen gaat?
de bel,
'n Dozijn cadets rent over straat,
de bel!!!
Zij stormen over weg en brug,
Maar net klinkt één moment te vlug
de bel, de bel, de bel. {bis.)
Wie is de schuld van alle straf?
de bel
Wie stoort je 's avonds in je maf?
de bel.
Je dommelt rustig over 'n boek
Ontwaakt dan plotsling met een vloek
Door slagen met de bel. (bis.)