30 Eindelijk, tegen den avond, ontwaarde men na het bestijgen van eene nieuwe hoogte, op niet te grooten afstand een bijna geheel in het groen ver scholen dorpje. Het eenige, dat uitstak boven de hooge eikeboomen was de spits van het slanke kerktorentje, waarvan de vergulde weerhaan fel schitterde in de laatste stralen der ondergaande zon. Dat zag er goed uitde gebogen hoofden richtten zich op het tempo werd onwillekeurig versneld en ieder keek vol verlangen naar de plaats waar men eindelijk de lang verwachte rust zou mogen genieten. Nadat het plaatsje door de vooruitgezonden patrouilles verkend en veilig bevonden waswerden de paarden voor het laatst nog eens in draf gezet en zoo reed het kranige Ulaneneskadron in flinken gang door de Dorpstraat naar het Marktplein, waar halt werd gehouden. De bewoners waren op het ongewone geraas verschrikt uit hunne huizen gesneld en verzamelden zich druk redeneerende om de, inmiddels afgezeten, troep. Men zag overal slechts angstige en dreigende ge zichten. Kwamen die vervloekte „Prussiens" nu al de rust van het vreedzame dorpje verstoren. Wel wist men dat de eerste slagen niet voor- deelig waren afgeloopenmaar dat de vijand reeds nu zoover zou kunnen zijn doorgedrongendat had men in het geheel niet verwacht. De commandant wendde zich nu tot een der omstanders en vroeg in vloeiend Fransch naar den „maire", waarop eenige oogenblikken later

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1913 | | pagina 186