38 dat het niet geheel in den haak was geweest. Zij nam zich voor om zich niet meer met haar gast te bemoeien dan hoog noodig was en bij de eerst volgende ontmoeting heel lief tegen Jean te zijn om hetgeen ze misdaan had, goed te maken. Nu, daartoe kreeg ze reeds spoedig gelegenheid, want terwijl ze nog over het gebeurde zat na te denken werd plotseling de deur geopend en vertoonde zich de hooge gestalte van haar aanstaande op den drempel. Met een kreet van vreugde sprong ze op en liep op hem toe. Hij ving haar op in zijn armen en terwijl ze zich tegen hem aanvlijde, kuste hij haar op wang en voorhoofd. Na deze teedere begroeting zetten zij zich samen op een bank neer en begon hij een gesprek over het nieuws van den dag: de inkwartiering. „Ik hoor, dat jelui ook een paar van die kerels hebt gekregen, zelfs moet er een officier bij zijn. Nu, als hij zich niet koest houdt, dan waarschuw je mij maar, dan zal ik hemen terwijl hij de vuist baldenam zijn gelaat een dreigende uitdrukking aan. „Maar Jean, trachtte Marie hem te kalmeeren, wind je toch niet zoo op voor niets, 'tis een heel aardige, beleefde man!" „Zoo zóó, is hij dat Een heel aardige be leefde man! Des te erger! Pas op, Marie, pas op, anders gebeuren er nog ongelukken!" Hij sprong op. „Maar hij moest het eens wagenpardieu, zoo'n Duitsche schoft, hij kwam niet levend onder mijn handen vandaan!" „Jean, Jean, wat mankeert je toch? Ik herken

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1913 | | pagina 194