40
bemerkt te hebbendat het naaiwerk half van haar
schoot gegleden was en haar starende blik verloor
zich in de verte. Zoo kon hij ongemerkt naderen
en eerst toen hij vlak naast haar stond keek ze
plotseling verschrikt op. Zoodra ze hem herkend
had, sloeg ze snel haar blikken neer, doch niet
snel genoeg om te beletten, dat hij zag, dat de
tranen haar in de oogen stonden. Ze beantwoordde
zijn groet met een stom knikje, waarna hij zich
vertrouwelijk naast haar op de bank nederzette.
Onwillekeurig schoof ze een eindje op zij en wendde
het hoofd af, doch hij nam een harer handen in
de zijne en vroeg op ernstigen toon„Lieve juffrouw,
wat maakt U zoo treurig zoo kan ik U niet zien.
U bent toch niet boos omvan morgen?"
Langzaam schudde zij ontkennend het hoofd. „Wel
nu", vervolgde hij „zeg mij dan, wat ik doen kan
om de tranen uit die schoone oogen te verdrijven
toe, kijk weer vroolijk zoo als anders!" en hij trok
haar een weinig naar zich toe om haar in 't ge
laat te zien, doch ze bleef zijn blik ontwijken.
Eenige oogenblikken zaten ze zoo stil naast
elkaar, hij haar hand nog steeds vasthoudend, zij
met het afgewend gelaattotdat hij zich plotseling
naar haar overboog en zeide: „Juffrouw Marie, 't
is waarschijnlijk de laatste maal dat ik U spreek
en toen zijgetroffen door den diepen ernst van
zijn toon, het hoofd ophief en hem aanzag, als
nieuwsgierig naar hetgeen er komen moest, ver
volgde hij met nadruk: „Ja, 'tis helaas, zooals
ik zeg: morgen in de vroegte ruk ik uit met mijn
peloton om te verkennen in de richting van A.