KLAVERTJES-VIER
We gingen naar buiten, in 't vrije veld,
Om klavertjes-vier daar te garen:
We zochten en zochten heel lang tevergeefs
We lieten de hoop toen maar varen.
We zetten ons neder in 't groene mos
Je hoofdje, heel zacht liet je 'tleunen;
En 'k voel nog den gloed van je kussen zoo zoet
'k Was blij dat ik zoo je mocht steunen.
Toen viel er de avond heel zacht en stil
We voelden ons innig verbonden;
Vergeten was 't zoeken van klavertjes-vier
't Geluk het was lang reeds gevonden.
Nonius.