ONWEER.
De wolken hangen laag
De lucht is zwaar van regen,
De vogels vliegen traag,
't Is drukkend allerwegen.
Geen blaadje roert zich meer
De zephir zelfs gaat zwijgen,
Uit 'tdonk're wolkenheir
De barre koppen dreigen.
Daar flitst het,
Een ratelend geluiddat romm'lend rolt langs alle
[velden
Barst plots de overladen wolken uit:
Dof dreunend klinkt er alles na in 'trond
Dan zachte drupp'len,
En de regen
Brengt frischheid, en nieuw leven in den grond.
Nonius.