58 Terwijl hem dit aan den eenen kant verluchtte viel het hem aan den anderen kant toch tegen. Niettegenstaande alles, had hij toch gehoopt op een blijk van verdriet van haar kant; verbitterd dacht hij: „ze geeft niets om me nu goed; dan zal ik haar ook laten merken, dat ik best buiten haar kan, o, bést!" En zoo mogelijk nog koeler dan te voren, her nam hij „Er zijn verschillende redenendie me noodzaken onze verhouding af te breken." Trots wierp ze haar hoofd naar achteren en op verachtelijken toon antwoordde ze: „Dank je zéér voor de kennisgeving, zou ik misschien ook die redenen mogen weten?" „Ik kan ze je onmogelijk zeggen, ik ben door mijn woord gebonden en mag ze aan niemand vertellen, zelfs aan jou niet!" „Och!!" zei ze met snijdende ironie, „wat een édel mensch ben je toch, om zóó trouw je beloften te houden. Je hoeft lieusch niet te denken, dat ik die bewuste redenen van jou niet weet. Jij, die niet waard benthet woord belofte in je mond te nemen, jij, die niet eens weet, wat een belofte is, jij moet noodig nog hier komen om me te be schuldigen, je voor den gek te hebben gehouden! Behalve van beloftes, weet je van liefde en vriend schap evenveql af als een pasgeboren kind, daar alleen huichelen kan je; huichelen, knoeien en draaien. Bah! Maar ik ben niet van plan nog één minuut langer in je omgeving te blijven, en heb de eer je te groeten. Maar dit wil ik je wel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1913 | | pagina 209