59 Daarna ging ze naar haar slaapkamertje om zich een beetje op te frisschen. Toen ze in den spiegel keekviel het haar ophoe bleek ze zagmet blauwe kringen onder de oogen. Toch maakte haar dit niet leelijkintegendeelhet gaf haar gezichtje iets van een Heilige, met de ernstige grijze oogen en het prachtige, lange, goudblonde haar. O, ze wist wel, dat ze mooi was; dat had men haar dikwijls gezegd en ook de spiegel zeide het haar. Maar ze had zich er nooit op laten voor staan, was niet coquet en ijdel geworden. Maar wat kon het haar nu nog schelen dat ze een aardig gezichtje had Niets immers! Alleen voor Yic toch was haar schoonheid geweestalleen voor hem de stralende blik uit de heldere, zonnige oogen, alleen voor hem de zachte perzikwangen en het roode mondje om te kussen, wat hij dan ook maar al te graag deed; alles voor hèm, voor hèm alleen. Oze zou nu willendat ze leelijk was, wat had ze nu nog aan haar schoonheid, niets immers. Toen ze zichzelf zoo nog stond te bekijkenwerd er hard aan de bel getrokken en toen er open gedaan was, vroeg een heldere meisjesstem: „Is Elly thuis?" Elly herkende de stem van haar vriendinnetje Willy Ockerse. Een vriendinnetje was het eigenlijk niet te noemen, maar Elly ging met haar toch meer om dan met de andere meisjes uit haar klas, hoewel ze nooit vertrouwelijk met haar was. Daarom was het haar ook allesbehalve welkom, dat ze juist nü kwam. Maar er was niets

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1913 | | pagina 215