66 avond te kunnen zien en niet naar hem te mogen kijken, den heelen avond met hem in één zaal te zijn zonder met hem te mogen spreken, o, wat een marteling, wat een helsche, folterende mar teling! Elly kon er niet aan denken zonder te rillen. Neen het kon niet, het was onmogelijk, hij kon er niet zijn van avond, want dat hield ze niet uit! En dan was er nog iets anders, dat haar be nauwde n.l.dat ze de Polonaise had met Reinout van Schaverendien jongen met dat energiekbrons kleurig gezicht, met die koolzwarte oogen, die vier kante kin en rechte neus. Elly was eenvoudig doods benauwd voor hem ze voelde zich zoo klein en onbe holpen tegenover hem. Aan hem was alles zoo groot en sterkzoo krachtigwaarbij zij zich niets voelde. Ze was bang voor den hartstocht, dien ze in hem vermoeddehoewel hij het nooit had laten merken, altijd was hij even beleefd, even gentlemanlike. Wat was Yic dan toch heel anders! Die had dat soepele, dat eenige, niet alleen lichamelijk, maar heelemaal. Hij paste zich overal aan, aan al haar stemmingen, nooit was er iets in hem, dat haar stuitte, waar ze zich aan stooten kon; alles bij hem was zoo harmonieus, zoo rustig. Er ging wel geen kracht van hem uit; was hij uit zijn humeur dan moest Elly hem troosten, was hij uitgelaten vroolijk en opgewonden, Elly bracht hem weer in bet juiste spoor, Elly kon alles van hem gedaan krijgen. O, ja, het was waar, hij had een zwak karakter, geen sterken wil, maar juist omdat Elly wèl een sterk karakter en wèl een sterken wil had, paste ze zoo goed bij hem.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1913 | | pagina 222