70 kon zijn. Met het scherpe instinct der liefde voelde hijhoevéél Elly van Victor hieldhij zag hetals zij tot hem sprakaan het stralen van haar oogen aan de zalige uitdrukking van haar gezichtje, o, aan alles. En als hij haar dan zoo zagzoo stralend zoo zonnig, een zonnestraaltje gelijk, dan rees een smartelijk gevoel in hem op, want hij wist, dat dit niet altijd zoo kon blijven. Hij kende Victor's zwakke karakter zoo goedzijn wispelturigheid en verlangen naar verandering. Hij voelde, dat Victor het den een of anderen dag af zou maken met Elly, zooals hij dat met anderen vroeger ook ge daan had. En nu, dezen avond, wist hij, dat het vreeselijke gebeurd was, hij zag het aan Elly, hoe goed ze haar aandoening ook verborghij voelde het. Hèm kon ze niet bedriegen. Hij zag het aan de matte uitdrukking van haar oogen als ze deze niet dwong tot onnatuurlijke schittering, aan haar bleek ge zichtje aan het zenuwachtig bewegen harer handen. O, wat had hij een medelijden met haar, met het armearme kind. En wat had hij een behoefte om haar te troosten en haar alle leed te doen ver geten door zijn liefde. Maar nu nog niet, de wond was nog te versch. Hij moest zich beheerschen en net doen of hij van niets wist. Want zóó onzelf zuchtig was zijn liefde niet, dan dat niet een sprankje hoop in zijn hart opkwam voor hemzelf. Elly merkte van zijn overpeinzingen niets, want ondertusschen sprak hij druk, ja zelfs vroolijk met haar en hij wist het zelfs zoo ver ta brengen dat er een glimlach op haar gezichtje verscheen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1913 | | pagina 226