75
De andere manschappen, evenals Lamef ver
moeid en afgemat door de ontberingen en de
geforceerde marschen der laatste dagen, liepen
zwijgend voort, van tijd tot tijd een kort woordje
sprekend tot hun buren.
De kolonel, stram rechtop zittend op zijn nog
frisch voortstappend, gespierd ros, reed vooraan.
Zijn heldere, scherp uitkijkende oogen onder de
dichte, donkere wenkbrauwen schenen onvermoeid
te zijn en geen hinder te hebben van het steeds
weer opwervelende zand. Zijn dicht op elkaar
gesloten lippen tusschen de zwarte snor- en baard
haren gaven aan zijn gelaat een voorkomen van
kalmte en vastberadenheid en de manier waarop
hij zijn paard bestuurde, duidde op een ijzeren
wil.
Bij een kromming van den weg poeierstoof
plotseling hooger op het zand en Lamef bracht
snel zijn linkerhand naar zijn oog om het lastige
zandgeprik te doen ophouden.
Even richtten toen zijn vermoeide oogen zich
vooruit en zagen hoe, kalm en rustig-rechtop
zittend op zijn ros, de kolonel daar reed.
En Lamef bewonderde in stilte dien man. Zou
hij nu heelemaal niet denken aan de ellende die
hem misschien te wachten stond? Zou hij niet
vreezen voor den naderenden dood, die hem ruw
weg zou rukken van zijn vrouw en alles wat hij
lief had op deze wereld?
Hij, Lamef, vreesde wel zeer voor den dood,
want hij had haar zoo innig lief, zijn jonge,
schoone, trouwe Olga.