78 ze waren, tot zich een geschikte gelegenheid zou voordoen, naar hun kameraden terug te keeren. Lamef, het meest rechts liggend, juist op de grens van het boschje en de vlakte en daarvan gescheiden door een dichte, breede struik, hield zich plat tegen den grond gedrukt, zijn geweer en armen zoo dicht mogelijk tegen zijn lichaam. Hij zag hoe haastig eenige mannen het boschje naderden. Nu waren ze heel dicht bij. Eén ging er dwars door heen, juist tusschen zijn kameraden door, struikelend door de in de duisternis nauwelijks zichtbare sloot. Een ruwe vloek brommend tusschen zijn gebaarde lippensprong hij weer overeindverdween takken- knappend tusschen de struiken. Een ander kwam recht op Lamef af, voorzichtig loopend vlak langs het boschje, nu en dan met zijn geweer porrend tusschen de bladeren en struiken. Hij was een vrij oud man, te oordeelen naar zijn onzekere stappen. Lamef wilde opspringen, hem bij de keel grijpen en hem worgen maar hij weer hield zich en bleef roerloos liggen. De man liep nu vlak naast hem. Hij hoorde zijn voeten schuifelend zich verplaatsen door de heidestruikjes en hem halfluid in zichzelf praten. Toen voelde hij een vlijmende pijn in zijn rechter zijde een brandend heet gevoel en nauwelijks kon hij een kreet van pijn onderdrukken. De stappen verwijderden zich. Nog even hoorde Lamef het geritsel en gekraak der brekende takjes en bladeren onder zijn voeten. Toen begon het in zijn hersenen te suizen en te kloppen en liet was hem alsof

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1913 | | pagina 234