SB
Het beeld verflauwt, trekt zich samen tot een
wazig doek en verdwijnt.
Steeds bewegen zich de wolken boven de onder
gaande zon. Weer groepeeren zij zich.
Een plateau, waarop dichtgedrongen legerafdee-
lingen zich bevinden. Een golf van ruiters breekt
tegen het plateau, steeds nieuwe golven volgen.
Zij spatten uiteen tegen de carré's en vloeien terug.
Het luide
Weer lost het beeld op in verwarde lijnen en
massa's groen-geel-rood alles door elkaar tot
het groen domineert.
Een tuineen laan. In de laan een bankwaarop
een man zit in witte uniformde armen uitgestrekt
naar een knaapje, spelend naderend, geleid door
een hofdame.
Hij tilt het kind van den grond en omhelst
het
Wegverdwenen is het schouwspel. De
man op de rots zinkt ineen. Heete tranen druppelen
door tusschen zijn handen, waarmede hij het
gelaat bedekt.
T.
Academie, 1912.