86 aan hem schrijven. Neenou niet aan haar denken, dan sliep hij nooit in. Toch weer een heerlijken Zondag gehad. Als nou morgen de lui wat zeiden, dan zou hij ze het in eens zeggen. Daar had hij toch morèèl voor noodig. Ze konden hem zoo pesten, het stille vosbeest't Deden er toch wel meer. Hij zou er rond voor uitkomen. Voor Mies deed hij dat immers wel, voor zijn Mies Piepen, piepen moest hij. Wat had hij morgen? Daar maar eens over denken. Eerst reglementen. Verduiveld, daar had hij een schijntje aan gedaan, 't Was haar schuld. Hoe kon je nou vossen zelfs al was ze maar in de kamer en zei niets Enfin, dan morgen met de reveille direct op. Maar dan nou ook slapen. Wacht, zijn goed kon hij vast stil even klaar leggen. Dan nam hij een paar dunne sokken uit zijn city-bag. Bliksem, daar had hij ook nog het portret van haar, dat hij in zijn kast zou hangen. Nog eens even kijken Bij 't schijnsel van 't nachtlichtjewispelturig flikkerend, haalde hij 't vloeitje er af. Ze leek, ze leek prachtig, hij had toch slaap Zijn hoofd zakte langzaamzijn ademhaling werd kalmernog steeds keek hij naar het por tret. - En nog dieper zakte hij weg Hij zou 't ze morgen toch zeggen. Knetterend kraakte de trom over de zaal. Lang zaam kwam er leven in de bedden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1913 | | pagina 242