89 Als sergeant (nu ben je 't ventje) Baar je schuw het jongste jaar, In vijf winkels bromt een beertje, 't Scheelt je heelemaal geen haar. Op een woest fatalen morgen Vlieg je van de slaapzaal weg: 't Uurwerk laat je echter liggen, Op de straflijst wat een pech! Onverschillig ga je luis'tren, Aan mutaties wel gewend, Toch besef je voor je eigen, Wat een joggie of je bent. Als de sterren op je kraag staan, Fuif-je allerak'ligst veel, Krijg je pijn in al je haren, En een kater wordt je deel. Door dat zwab'bren, door dat fuifen Kun je eind'lijk gansch niet meer, Ben je meer dan ziek ten slotte, En verzuimt je dienst een keer. Daar je alles hebt geregeld, Al 't gevaar hebt afgewend Merk je nu, voor 'teerst, niet eens meer, Dat je nog zoo'n joggie bent. Fkee.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1913 | | pagina 245