LXXIII geholpen door een paar honderd cadetten. De gangen, op de meeste plaatsen gebarricadeerd door kisten, koffers en allerlei „Handgepack"zijn in zulke dagen van wedergeboorte niet op haar voordeeligst en zouden zelfs een vreemdeling doen twijfelen aan de bekende Oud-Hollandsche zinde lijkheid. Maar willen we ons ook hier weer geheel thuis voelendan kijken we maar even naar die kastjes, waar achter glazen deurtjes een brandslang opgerold en verzegeld ligt als berustende in haar lot. Alleen hij die in Artis wel eens een brilslang, met een hart vol heimwee in duizend bochten gedoken, als sieraad van het reptielengebouw heeft zien prijken, kan zich voorstellen hoe wij onze brandslangen opbergen. Edoch met dit ver schil dat hunne halfbroeders in den dierentuin slechts door den bewaker in vrijheid kunnen worden gesteld, terwijl wij allen dit hier meteen „ruk" doen. Let wel, met een „ruk" dik gedrukt staat het er op te lezen „met een ruk te openen". Wan neer zal die ruk komen? Wellicht nooit! Wat is een ruk in deze verrukkelijke Cadettenwereld Er wordt den geheelen dag gerukt: uitgerukt, inge rukt, opgerukt, afgerukt, maar die ééne ruk niet eer dan wanneer ons heiligdom een prooi der vlammen dreigt te worden. Verschrikkelijk om er aan te denken, maar laten we hier niet te lang bij stilstaanwant er is nog meer te inspecteeren. Gaandeweg wordt de Academie weer bevolkt overal komt men oude kennissen tegen. Hier en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1913 | | pagina 81