LXXIX
missen. Dan beziet men de hulst, die de kamer
het kerstaanzien geeft, met geheel andere oogen
en wekt de mistletoewelke hier en daar zoo ver
borgen mogelijk is opgehangen, geheel andere ge
voelens op dan de bescheiden begeerte, waaraan
de jonge man mag voldoen, die daar zijne uitver
korene onder weet te voeren.
Doch langzaam maar zeker brak dit tijdperk van
tijdelijke wedergeboorte aan en bij treinladingen
werden zij van uit de Brabantsche operatiebasis
geëvacueerd.
De Residentie trok weer het grootste contingent
tot zich en voor eenige weken waren de Spuistraat
en de Yenestraat kleurrijker dan ooit. Ditmaal
zou den Haag echter zijn blijdschap niet alleen
dragen, het wilde den volke verkondigen hoe het
dit op prijs stelt en een eerzaam Haagsch burger
nam de pen op.
Het was de correspondent van de N. Rotterdamsche
Courant en het avondblad van 30 Dec. 1912 bevatte
een artikel, waaruit bleekhoe ook in de journalis
tiek aan politiek wordt gedaan, want sinds dien
wordt op de K. M. A. geen blad zooveel gelezen
als de deftige Nieuwe Rotterdammer. Onder den
veelzeggenden en vetgedrukten titel: „Cadetten"
had genoemde artist een slok inkt tot letters ver
wrongen, die hij nooit uit zijn pen had moeten
laten vloeien. Stelt U voor, dat men een cadet
openlijk gaat verheerlijken, dat wezen, dat alleen
met zijn neus in den wind loopt, omdat hij niet
weet waar hij dien anders in moet stekenEnfin,
die meneer wou en zou het neerschrijven. Hij