28
was toen geopend bij dien zonnekus.
In 't donk're raamgat lichtte een lief gelaat
't Was CatharinaWalters Liefstedie hem wachtte.
En d' avondkoelte in het stille bosch
ging rits'lend zacht in zoete melodie
in 'trond, en kringde golven van muziek,
van heerlijk-zacht en zwevend maatgeluid,
rondom de beide lieven, die nu spraken
met Liefdes zoetheid in hun zachte stem
O, jonge Liefde, die de wreede wereld
zoo naam'loos feeder en vol liefs doet schijnen,
die alles goed en lief maaktschoon te aanschouwen
die 't hart met kracht doet minnen alle menschen
en al hun doen, hun levens en hun nooden,
omdat het lief heeft één van henzoo innig
Zóó innig, glanzend mooi was hun Geluk,
dat als een wijde zonbeschenen vlakte
zich strekte onder blauwe hemeldiepten
waarin de zon dreef op een wolk van licht.
Ze waren in dat land het koningspaar,
ze liepen hand aan hand door zomervelden
waar wijduit lagen akkers, goud en geel,
en altijd groene bosschen, bloemenkleuren....
En klaat'rend klonk het landelijk gezang
der menschen, die in levenslust daar werkten.
En feeën, wonderlicht in witte kleeden,
met bloemomkransde hoofden, zweefden luchtig
in donk're lanen onder 't warme boomengroen.
O, Liefste, Liefste dit is 'tgróótst geluk,
dat óóit wij vinden konden Zaligheid