80
zij zou naar rede van liaar vader luist'ren,
Nog was het niet te laat
Cath'rinadit is 't vrees'lijkst ongeluk,
dat God als zware straf mij op kon leggen:
mijn kind, dat lief heeft een van Ulvenhout!
O, God, neem van me weg dan al mijn landen
mijn weidenheidenbosschen't mooie Brabant
dat als een dierbaar goed ik steeds bestuurde
dat 'k van mijn vader als zijn grootsten schat
[ontving,
neem van me weg gezondheid, adel, rijkdom,
neem allesook het leven van me af
maar dwing mij nietmijn dochter te vervloeken
mijn kindmijn liever vrouw gedachtenis
O, kind, zie je mij staan hier, ouden man,
met tranen in m'n oogen? In mijn oogen,
die héél mijn leven zich het weenen schaamden
Bij 't sterfbed van je moeder, Catharina,
toen 'k scheiden moest van 't liefste in mijn leven
toen smeekte ik God, dat Hij me jou zou laten
als troost in mijn onzeglijk zware smart
En toen je moeder me voor 'tlaatst toelachte,
ging zwak een fluist'ren over hare lippen:
„Zorg voor ons kind" toen stierfze
En zèg me, kind, hèb'k zorg voor je gedragen?
Heb 'k over je gewaakt, had ik je lief?
En nunu wil je me vermoorden
Want sterven doet me deze schending van mijn
[naam.
NéénvaderNóóit, ik zwéér het u