„als twee gelukkige kinderen, „zooals twee vogeltjes hun nestje bouwen, en samen alles leven, wat het Leven brengt." Maar, Walter, waar moeten we wonen? Mijn vader zal me zoeken, overal mijn goede vaderdie me nooit misdeed en wreed me straffen voor wat niet mijn schuld was en zoo vernietigen ons groot geluk. „Zie, liefste, alles heb ik overwogen, „en een plan opgemaakt, dat niet zal falen. „Eerst, Catharina, zal een priester ons verbinden „in 't heilig huw'lijk, zooals Christ'nen past; „daarna zal 'k je verbergen in 't kasteel „van Adelbert, mijn vriend, die 't plan reeds kent. „Je vader zal doen zoeken overal „door troepen knechten, en hijzelf zal rijden „in woesten draf langs alle wegen „O God, hij zal U klagen over Catharina, „zijn dochter, die hem ontrouw werd „Mijn lief, ween niet zoo droef, ik smeek je, „je kon je vader niet gehoorzaam zijn „en God zal ons vergeven. „Ik zal dan tot Heer Raso gaan, „en openhartig alles hem vertellen: „Ik zal hem spreken van onz' groote Liefde, „die boven veete verre zich verheft; „ik zal hem smeeken om toegevendheid, „God zal me helpen, hem te overtuigen. „Hij zal zijn eenig kind toch niet verstóóten „Maar zoo hij onverbid'lijk blijft, Cath'rina, „dan zullen we te samen vluchten „naar 't land van Namen, waar 'k als kind reeds [kwam

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1914 | | pagina 188