37 „en ik veel menschen ken en goede vrienden. „Mijn broeder zal dan UI venhout besturen „ik zeg vaarwel aan 't erfdeel van m'n vader. „Mijn Liefste, scheiden kunnen we niet meer..." Hij kuste innig haar op 't bleeke voorhoofd. Toen was het verder stil tusschen hen beiden. En vóórt draafde 't paard in de zandige wegen, door duistere lanen, in 't nachtlijke bosch, en een blank-helle vlaktedoor maanlicht beschenen door zwarte boomranden spookachtig omgrensd. Aan d'overzij naakten de zwijgende boomen steeds dichter tot 't donker weer was om hen heen. Hun adem versnelde onder 't stampend gedraaf; geen aarzeling was er in Walters besturen, hij wist hier bij nacht als bij dag 't juiste pad. Nu gingen ze weer stapvoets in een laan. „Maar Walter, zal een priester zóó ons huwen „Als we daar komen in den laten nacht, „alleen, en zonder vaders zegen? Ik ken een ouden vromen priester, liefste; „als kluizenaar leeft hij in 't stille bosch; „reeds jaren lang bezocht 'k hem in zijn kluis, „en als een vader sprak hij steeds tot mij. „Men bouwde kort geleden een kapel „naast 't hutje in het eenzaam dennenbosch; „daar bidt hij en de menschen uit de streek „gaan vaak hun troost daar zoeken bij dien priester. „Hij zal begrijpen onze liefde en nood, „en ons voor eeuwig aan elkander binden. „Maar zoo hij weig'ren mocht, in niet-begrijpen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1914 | | pagina 189