39 En als een glimlach van G-ods Aangezicht viel zijig-zacht de manestraal door 't boograam. Plots stoorde een heftig kloppen op de deur den priester in 't gebed, en op zijn vraag, wie hem zoo laat kwam roepen in den nacht, klonk dof de stem van Walter„Laat mij binnen „mijn vader, 't is uw vriend, van Ulvenhout De priester opende „Wat laat bezoek „mijn vriend.... en wie is dat, die metgezel?" 't Is Catharina, van wie 'k vaak u sprak; „geleden hebben we, mijn liefste en ik, „maar nu is ons geluk herborent vader, „en al ons heil ligt nu in uwe handen; „O, huw ons, bindt ons nu voor eeuwig samen." MaarWalterhoe 'k begrijp uw woorden niet, „wat zendt u hier in 't zwartste van den nacht? „Uw liefde hadt ge toch verwonnen?" ...En Walter, druk en angstig en verward, verhaalt den priester kort wat er gebeurde. Zoo klonk in 't donk're van het kerkeruim een tijdlang 't op en af van vraag en antwoord. Gejaagd vielen door 't duister Walters woorden, met harden klank, weerkaatsend aan 't gewelf; en dan daartusschen 't kalme wederwoord des priesters; Catharina knielde aan 't altaar. Hartstochtelijker steeds klonk Walters stem beslist en waardig volgde steeds het antwoord. „Gij wilt niet!" gilde 't eindelijk door 't duister, „Mijn vader, niéts kan u bewegen? „Mijn tranen niet, en onze Liefde niet? „Gij moet ons begrijpen en doen naar ons verlangen Mijn zoonnóóit zal 'k bedrijvenwat 't geweten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1914 | | pagina 191