Droomen Het is een heerlijke zomerdag geweest. Lang zaam daalt de vurige bol ter kimmeom ten laatste als 't ware door de zee te worden opgezogen. Het frissche avondkoeltje brengt herademing in de ge: heele natuurdie onder de warmte gedrukt was Zacht dwaalden wij voort; was het doordat wij beiden te veel werden ingenomen door onze eigen gedachtenik weet het nietmaar geen van beiden spraken we een woord. Toen heb ik het gehoordzoo stil voortwandelend met dat wezentje, dat fijne poppetje aan mijn zij, een lied van de met goud overgoten zee, dat ik nooit vergeten zal. Zoo melodieuszoo vol nuances was mij het gemurmel der golfjes, als zongen zij een feestlied op mijn liefde. Jaik moest luisterensteeds luisteren naar die weemoedige klaagstem, die steeds fluisterde: „Je hebt haar lief en zij heeft jou lief". Ik gevoelde het in mijn ziel, mijn geheele wezen trilde van liefde voor het onschuldige blauwoogige kind daar naast me. Nooit heb ik tonen gehoord die mij meer troffendan die uit de zee opbruisten. De schemering viel snel in en ontelbare sterren begonnen te flonkeren aan den diepen, azuur-blauwen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1914 | | pagina 195