HERFST.
De boom blaren vallen reeds zacht allerwegen
En herfstwinden waaien al guur door het woud
Den grond heeft het najaar gedrenkt met zijn regen
Het groen van de blaren verandert in goud.
„Ach, Zomer, waarom wild'je nog niet wat wachten?
Zoo kort is 't gelêen, dat je rijk pas begon;
Weldra komt weer Winter, met donkere nachten,
Hij geeft me slechts kou en verduistert de Zon"
Nu jubelt haar lach ook niet meer door de dreven
En mij roept de plicht, achmijn brein is verward
Gedaan is het met ons jong-zomersche leven:
't Is Herfst in de bosschen en ookin mijn hart.
Breda, 10 September '13.
Max.