75
antwoordde haar bijna niet en zijn oogen staarden
somber onder de donkere wenkbrauwen.
Toen plotseling, had hij haar hand gegrepen en
had haar gevraagd goed te luisteren naar wat hij
haar zou vertellen, want slechts zij moest hem
raad geven.
En toen was hij begonnen te praten, snel en
opgewonden. Het was als gilde hij.
„Zuster, luistert u goed. Ik heb lief, dat weet
u. En zij, Darja, hield heel veel van mij. O, ze
hield zoo van me; hoe dikwijls heeft ze me dat
niet gezegd. En dat meende ze, ja, ze was zoo
oprecht en zoo lief.
Maar nu kan ze niet meer van me houden, ze
kan het niet. Luistert u nog? Ik zal zeggen
waarom haar liefde voor mij nu moet zijn ver
dwenen. Eens, ongeveer acht maanden geleden,
spraken we over liefde. Ik zei haar mijn meening
hoe ik me de liefde dacht. En ze was het niet
met me eens. Zij dacht heel anders. Toen vond
ik dat niet zoo ergwe pasten immers precies bij
elkaarmaar nunu ik hier lig als een wrakals
een invalide, nu denk ik weer aan haar woorden
en ik weet heel zeker dat ze me niet meer kan
liefhebben. Want, zuster, ik weet nog woordelijk
wat ze zei. Zuster, Darja heeft me gezegd dat
ze nooit een man zou kunnen liefhebben, die mis
vormd was, al was overigens zijn ziel nog zoo
schoon. Want zei ze: „mijn liefde vraagt schoon
heid/'
En dus zal ze nu niet meer van me kunnen
houden als vroeger. Ze zal medelijden met me