83
„O, wist je het al; ik dacht, dat je niets ver
moedde."
Ze waren iets vroeger naar huis gegaan. Dick
had Jan per se van avond weg willen brengenen
zoo was het gebeurd.
De dreun van het dichtslaan der deur bonkte nog
in zijn ooren.
Dick hoorde hol zijn stappen in die stille bui
tenwijkstraat.
Gejaagd, koortsig opgewonden vloog hij voort,
bij de Laan van Nieuw-Oost-Indië het bosch in.
Toen ging het langzamerontspanden zijn zenuwen
zich, ging hij zitten op dat kleine, oude bankje,
waarbij hij zoo vaak in het zand had zitten spelen
als moeder op de bank zat.
Hoog boven hem lispelden zacht de bladeren.
Hij had het er immers maar uitgeflapt, omdat
hij toch meende, dat er niets van aan wasomdat
hij niet kon en wilde begrijpen en toen.... „O,
wist je het al?"
Odie schok maar hij was zich zelf ge
bleven wel wat wit, dat had hij gevoeld, en
toen die zachteontroerende muziek aan den eenen
kant en dat levenslustige, Haagsche publiek daar
buiten
Maar hij wou zich goed houden, hij wilde niet
bewogen zijn. Zoo was zijn jeugd geweest, zoo
zou hij blijven
Hij zat met beide handen onder het hoofd.