WACHTEN. 85 'fc Windeke ruischt door de boomen; Bladerkens rits'len zoo fijn. Van waar zou dat zuchtje komen! Voor wie zou die boodschap toch zijn! Het meiske met blonde lokjes, Ze stond in 't deurke zoo kleen. En twee van die gouden vlokjes, Die strengelde 't windje dooreen. Ze werd het wachten zoo moede; Ze tuurde in 't verre verschiet: Waarom hij zich niet wat spoedde? Waarom kwam heur liefste toch niet? Langs haar kopje streek het briesje En fluisterde zacht in haar oor: „Geduldmijn heel lief klein Meisje, „Iloud moed maar, hij komt daar al, hoor/" Windeke ruischt door de boomen; Bladerkens rits'len zoo fijn. Van waar zou dat zuchtje komen? Voor wie zou die boodschap toch zijn? Biago.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1914 | | pagina 237