Zandhaas' ontboezemingen.
Ik zag het dadelijk al bij het binnenkomen in
de manege, dien klepper met die witte bles en
vier witte hoevendaar moest ik op zitten. Ze
leken anders allemaal erg op elkaar, 'k Stelde
veiligheidshalve zijn signalement vast, hij had een
wrat aan zijn knietoen moest ik naar zijn linker
voorhoef kijken en 75 was mijn hengst.
We zouden er maar opgaan. Daar in eens snapte
ik de heele flauwe aardigheid. Ze hadden mij een
reuzenpaard gegeven en het heelemaal glad ge
maakt. Mijn charmante rijbroek spande zoo om
mijn knieëndat ik hulpbehoevend bleef staan met
lood in mijn elegante laklaarsjes. 75 bleef ook
staan. De oppasser zei, dat hij erg lief was en dat
de kapitein hem altijd reed. Nou, toen begreep
ik, dat ik er op moest.
Hij kiepte heelemaal niet, maar moest beslist
wat gort hebben, want zijn ruggegraat dreef me
in een minimum in tweeën.
We gingen stappen, 'k Zag dadelijk wel, dat 't
een hoogdraver was, want hij klamde vreeselijk
en kleefde erg aan 22maar ik moet zeggen, toen
er later een balk op den grond werd gelegd nam
hij zijn voorbeenen prachtig op; alleen was hij wat