87
hard in den mond en kon hij zoo gek met zijn huid
trekken, dat ik er kippevel van kreeg.
Toen moesten we er weer af. Ik ging een redelijk
eind op zij staan, want hij stond nogal te trappelen
en ik kneep wel eenigszins, dat hij zijn voorbeenen
op mijn achterpooten zou zetten.
Het heb uw naasten lief als u zeiven, moesten
ze een beetje meer onder die dieren verbreiden,
want die ruin voor me schopte mijn merrie zoo
gemeen tegen haar knie, dat zij er vast een water
verbandje om heeft moeten hebben en vrij van
praktijk heeft kunnen fokken.
Je moet slim zijn. Ik leende gauw een oude
aflevering van „Het Paard" en studeerde ijverig
iederen morgen daarin. Nou weet ik er een schep
van en de lui denken bovendiendat ik op dat tijd
schrift geabonneerd ben.
Ik heb vroeger nog wel eens medelijden met zoo'n
dier gehad, maar nu nooit meer: ik drink nooit
thee of zooiets in de eetzaal; ik spaar de klontjes
uit mijn mond om ze het te geven en nog ken ik
nauwkeurig ieder plekje van het beschot en de kleur
van zijn buik.
Laatst heb ik echter geschil gehad met mijn
kameradenze beweerden nl. dat ik er afviel, alleen
omdat ik het afspringen met de handen vooruit,
op eigen initiatief, beoefende. Enfin, je hebt altijd
jaloersche lui.
Maar ik staak mijn beschouwingen, 'k Ben blij,
dat ik geen cavalerist ben. Zoo'n paard mag nou
nog zoo edel zijn, de minste milicien bij de zand-
hazerij is toch lekker nog veel edeler.
Free.