LXXVI
Toen wij nu ruim twee jaar geleden onze intrede
deden in het Bredasche Cadettencorps hadden wij
voorgelicht door oudereneen hoogeren dunk van
den corpsgeest dan deze in werkelijkheid was.
Aan jou, Roest, komt in het bijzonder de eer
toe, daarin een kentering ten goede te hebben
gebracht.
Zeker, je was als president van den Senaat meer
in de gelegenheid dan eenig ander om een dergelijke
taak aan te vatten en die te volvoerenmaar toch
is het onze stellige overtuiging, dat vele anderen in
dezelfde omstandigheden geplaatst als jij, niet die
gunstige resultaten zouden bereikt hebben.
Je hebt ons verzekerd, dat het je zwaar zou
vallen, als je de laatste keer in je cadettenjas
onze oude, grijze Academiepoort zou uitstappen
enwij hebben je begrepen.
Je laat daar een kleine, maar werkzame periode
van je leven achter: je hebt daar drie jaar door
gebracht, bemind en geëerd; je gaat nu je eigen
lijken werkkring tegemoet, waarin je op nieuwe
moeilijkheden, op nieuwe bezwaren zult stuiten.
De kleine Academieladder, die je in drie jaar tot
een der hoogste sporten hebt opgeklommen, je
hebt haar verwisseld voor zoo'n veel hoogere
nieuwe, waarvan je de eerste sporten staat te
betreden.
Maar voor ons lijdt het geen twijfel, dat naast
je karakter, je geestkracht het zal zijn, die je ook
in dit nieuwe leven hooger op zal voeren.
Excelsior
De Senaat.