De Nederlandsche Leeuw.
CXII
Ridders 4e klasse: een kleiner ordeteeken. Zij
hebben de puntenvuurslag en kroon in zilver; het
wordt gedragen aan een lint van één vinger breedte
aan het knoopsgat.
Krijgslieden te water en te land, beneden den
rang van officier, genieten een riddersoldij, over
eenkomstig de wet.
Ingesteld bij de wet van 29 September 1815; zij
strekt ter vereerende onderscheiding van alle Neder
landers, die bewijzen geven van beproefde vader
landsliefde, bijzonderen ijver en trouw in het ver
vullen hunner burgerplichten of buitengewone
bekwaamheid in wetenschap en kunsten. Deze
orde kan in bijzondere gevallen ook aan vreemde
lingen gegeven worden.
Het Grootmeesterschap is onafscheidelijk aan de
Nederlandsche Kroon verbonden.
De 3 klassen zijn:
Grootkruizen
Commandeurs;
Ridders.
Het versiersel der orde is een wit geëmailleerd
kruis met gouden W tusschen elke twee armen.
Het kruis heeft aan de eene zijde een blauw ge
ëmailleerd rond schild, waarop in gouden letters:
Virtus Nobilitat". Aan de keerzijde den gouden
Leeuw, zooals hij voorkomt in het Rijkswapen;
alles gedekt met den gouden koninklijken kroon.