VERZEN
SNEEÜWDAG.
door MAX.
I.
Het wolkwit zinkt neder, in zachte bezwijming,
Zich vlijend op d'aard, als een donskleed, héél
[fijn;
'k Zie blonken het zwarte, 't wordt alles nu rein,
En lichtstralend van diamanten weerschijning
De boomen, in zilverig-witte omlijning,
Ze strekken de takken, die bladerloos zijn,
Maar schooner nu schitt'ren van hel kristallijn
Hoog boven die zee, waar versteend is de deining.
Ik sta zoo alleen, stil, in mijm'ring verzonken,
Als hadden pas kling'lende klokjes geklonken,
Gevleugelde klanken, niet aardsch maar van
[Goön
Ach kon ook blank sneeuwkleed verreinen ons
[denken
Voor immer ons ziele tevredenheid schenken,
Wat werd dan het leven op aarde me schoon.