STORMDAG.
14
Y.
Daar buiten slaat de kille regen
Tegen stille stammen aan
En takken, die in droef bewegen
Gestadig'heen en weder gaan;
Daar buiten waaien woeste winden
In vlagen van hun stormgeweld;
Hoeveel jonge boomen vinden
We na de storm weer neergeveld?
Hier binnen zit ik o, zoo rustig
En voel niets van de felle kou;
Het rosse vuurtje brandt zoo lustig
Of 't altijd door wel branden wou
Waarom dan toch dat stille klagen,
Die onbestemde droefenis,
Als of mijn hart door storm gedragen
Bij d'arme boomen buiten is?