MELANCHOLIE. 15 VI. Ik weet niet, waarom het zoo koud in me is Ik weet niet, waarom die droefenis, Die langzame, schrijnende, fijne smart, Die wroelt maar en bijt maar door in mijn hart Ik weet niet, waarom het zoo koud in me is Mijn hart wil nu stillekens sterven gaan, Het komt op zoo'n enkel hart toch niet aan; De weemoed, die golft me tot over mijn hoofd, En 'k voel me van alle vertrouwen beroofd Mijn hart wil nu stillekens sterven gaan En alles gaat maar zijn gewonen gang, Zooals al dagen en maanden lang; Mijn weemoed, die komt ook telkens wêer, Maar altijd heftiger iederen keer En alles gaat maar zijn gewonen gang Maar zal ik het kunnen dragen altijd Mijn schreiende leed, nog zoo lang en zoo wijd? Zal het me nooit eens worden te zwaar? Ik weet niet waaromwanneer en waar Maar zal ik het kunnen dragen altijd?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1915 | | pagina 173