HET SCHEEPJE.
16
VIL
Ik zag een scheepje zeilen,
Wit plekje op de zee;
Er kwam een stormwind waaien,
En nam het scheepje mee.
En woeste wolken kwamen,
Verzwolgen blauwe lucht;
Ook 't scheepje was verdwenen
Na 't eerste stormgerucht
Waar moest 'k zoo droef aan denk
Toen ik het had gezien?
Was 'taan mijn doode liefde,
Mijn korte hoop misschien?