VISIE. 17 VIII. Mijn hart doolde buiten in stormende wind, Eenzaam op straat als een bedelaarskind. Het ging hier al verder en verder vandaan, Het wilde naar 't huis van mijn liefste toe gaan. Het was ook zoo'n duistere, droevige nacht: In 't huis van mijn liefste is 't rusten zoo zacht. Het kwam voor het raam van mijn liefste toen aan, En wilde zoo gaarne naar binnen toe gaan. Mijn liefste stond op, en ontstak er een licht, Ze ging naar het raam toe en deed het toen [dicht.' Zoo rustig en koel ze te slapen zich lêi En hoorde niet, hoe mijn hart „lieveling" zei Mijn hart doolde buiten in stormende wind Eenzaam op straat als een bedelaarskind o

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1915 | | pagina 175