STEMMING. 19 X. Je stondt zoo stil, je hoofdje afgewend, En zeide droef: „Neen, ach, ik kan niet meer." De teêre schijn van 't matte lampelicht Viel als een gouden sluier om je nêer, En glansde af op 't donker van je haar, En in je oogen Alles was zoo stil, Ik voelde héél je strijd, toen zacht je zei: „Het is zoo droef, ik weet niet, wat ik wil." En alles was met je in harmonie Toen week mijn wee, in ééns, en was niet [meer Als een tevreden kind zag 'k maar naar jou, Omdat je was zoo héél lief en héél teer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1915 | | pagina 177