STEMMINGEN X. Ik dwaal maar en moet eenzaam zijn Waarom was er glans in je oogen en zoo vreemde gloed op je gelaat? Waarom weende weer in me mijn verlangen, zooals natuur weent, wanneer het winter is? Je lippen waren rood als de roos, die bloeien wil in mijn hart, maar geen dauw heeft om haar te laven. Waarom nam ik je niet mee, stil alleen, in mijn armen, om mijn moede hoofd te laten rusten aan je borst, om te weten éven gesust het weenen van mijn ziel? Ik weet niet, of je me lief hebt; ik weet niet, of ik je lief heb; ik weet alleen, dat in me er teederheid voor je is Waarom vroeg ik je niet, om even te koesteren het moede, droeve kind met je jonge, teêre lippen? Het zou zoo dankbaar zijn. Je zoudt niet geweigerd hebben, wel? Je zacht heid is toch om een droeve te troosten? Ik dwaal maar en moet eenzaam zijn

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1915 | | pagina 179