29
toe, en hij zeide: „Ik zal U zenden naar vier plaatsen
om de inboorlingen der vlakte te helpen, als ook
de storm die vlakten mocht komen verwoesten.
Toont, dat gij Cataloniërs zijt, geharde mannen,
die niet hoeven te vreezen ruw stormgeweld". En
ze gingen, want het bevel van hun hoofd was hun
tot wet.
Zij nu hielpen de bewoners van het lage land
zich te versterken en ze "werkten lang en hard.
Maar de storm kwam niet en de orkaan brak niet
losal brandde broeiend de onweerwekkende zon.
Toen kwam de dag, dat zij terugkeerden naai
de Sierra. En zij herkenden bijna niet de plaats,
die zij bewoond hadden, voor zij naar het Zuiden
gingen. Vreemde volksstammen waren gekomen
en bewoonden de Catalonische Sierra. En het
opperhoofd van deze volksstammen kwam tot hen
en sprak: „Gij moogt hier naast ons wonen en
wij zullen TJ geven een gedeelte van het land om
daar te wonen en gij zult mij gehoorzamen en bij
mij zijn als deze mijne eigen volken. En niet
zult gij hebben eenige vrijheiddie gij vroeger
had en die zij niet hebben". En de Cataloniërs
woonden in een uithoek der Sierra.
Toen kwam tot hen een hoofdman, die vroeger
volgde in waardigheid op hun opperhoofd en deze
zeide tot hen: „Zooals gij vroeger gewerkt hebt,
zoo zult ge ook nu werken en niet zult gij hebben
die vrijhedendie deze barbaarsche volkstammen
hebben. Want hoe anders zullen wij op tijd
oogsten?" En de Cataloniërs kregen noch de vrij-