86
„S..t! Stil! kindje, pappie slaapt, pappie
is erg ziek, heeft dokter gezegd. Nu moet je heel
stil weer naar je kamertje gaan en zoet gaan
slapen, hoor! Moesje zal zoo bij je komen!"
„Is pappie heelheel erg ziek, moes?"
„Stil nu, schatteke, ga nu maar, anders wordt
paatje nog erger."
„Lieve Heer kan toch alle dingen, moes?"
„Ja, kindje, ga nu!"
„Lieve Heer kan dus pappie beter maken; ik
zal vragen aan Lieve Heer."
Een tranenvloed kwam in moesjes oogen, toen
zusje neerknielde in allen eenvoud bij het bed
van vader, haar handjes ophief naar den hemel
en haar mooie, donkere oogjes sloot.
„Lieve Heer, ik ga nu naar bedje en vraag u mij
te beschermen dezen nacht. En lieve heer
toe maakt u paatje weer beter! U kunt toch alle
dingenheeft moesje gezegd. Amen."
Twee weken later zaten vader en moeder weer
samen bij het bedje van hun beider lieveling en
tranen blonken in hunne oogen, toen zusje bad:
„Nacht Lieve Heer. Ik dank u, dat u paatje weer
beter hebt gemaakt."
Boebie S.